slacken

US /ˈslæk.ən/
UK /ˈslæk.ən/
"slacken" picture
1.

vertragen, verslappen, verminderen

make or become less active or intense

:
The rain began to slacken.
De regen begon te verminderen.
He needs to slacken his pace if he wants to finish the marathon.
Hij moet zijn tempo vertragen als hij de marathon wil uitlopen.
2.

verslappen, losser maken

loosen (something, especially a rope or cable)

:
He told them to slacken the ropes.
Hij zei hen de touwen te verslappen.
The sailor had to slacken the sail to catch the wind.
De zeeman moest het zeil verslappen om de wind te vangen.