reconciliation
US /ˌrek.ənˌsɪl.iˈeɪ.ʃən/
UK /ˌrek.ənˌsɪl.iˈeɪ.ʃən/
1.
verzoening
the restoration of friendly relations
:
•
After years of conflict, they finally achieved reconciliation.
Na jaren van conflict bereikten ze eindelijk verzoening.
•
The peace talks aimed at national reconciliation.
De vredesbesprekingen waren gericht op nationale verzoening.
2.
afstemming, vergelijking
the action of making one account consistent with another
:
•
The accountant performed a bank reconciliation to check for discrepancies.
De accountant voerde een bankafstemming uit om verschillen te controleren.
•
Data reconciliation is crucial for accurate financial reporting.
Gegevensafstemming is cruciaal voor nauwkeurige financiële rapportage.