recharge
US /ˌriːˈtʃɑːrdʒ/
UK /ˌriːˈtʃɑːrdʒ/

1.
2.
opladen, energie opdoen
to get new energy or strength
:
•
I need a vacation to recharge my batteries.
Ik heb een vakantie nodig om mijn batterijen op te laden.
•
A good night's sleep helps you recharge.
Een goede nachtrust helpt je opladen.