replenish
US /rɪˈplen.ɪʃ/
UK /rɪˈplen.ɪʃ/

1.
aanvullen, bijvullen
to fill something up again
:
•
We need to replenish our supplies after the long trip.
We moeten onze voorraden aanvullen na de lange reis.
•
The lake is slowly being replenished by the spring rains.
Het meer wordt langzaam aangevuld door de lenteregens.
2.
aanvullen, herstellen
to restore a stock or supply of something
:
•
The company needs to replenish its dwindling inventory.
Het bedrijf moet zijn slinkende voorraad aanvullen.
•
After the long hike, we stopped to replenish our energy with snacks.
Na de lange wandeling stopten we om onze energie aan te vullen met snacks.