prison

US /ˈprɪz.ən/
UK /ˈprɪz.ən/
"prison" picture
1.

gevangenis, bajes

a building in which people are legally held as a punishment for a crime they have committed or while awaiting trial

:
He spent ten years in prison for robbery.
Hij bracht tien jaar in de gevangenis door voor diefstal.
The new prison will house over 500 inmates.
De nieuwe gevangenis zal meer dan 500 gevangenen huisvesten.
1.

gevangen zetten, opsluiten

to put or keep someone in prison

:
The judge decided to prison the repeat offender.
De rechter besloot de recidivist te gevangen zetten.
They threatened to prison him if he didn't cooperate.
Ze dreigden hem te gevangen zetten als hij niet meewerkte.