primary

US /ˈpraɪ.mer.i/
UK /ˈpraɪ.mer.i/
"primary" picture
1.

primair, hoofd-

of chief importance; principal.

:
•
The primary goal is to reduce costs.
Het primaire doel is om kosten te verlagen.
•
Education is a primary concern for parents.
Onderwijs is een primaire zorg voor ouders.
:
chiefmainprincipalforemostfirst
2.

primair, oorspronkelijk

earliest in time or order of development.

:
•
The primary stage of the disease is often asymptomatic.
Het primaire stadium van de ziekte is vaak asymptomatisch.
•
The primary colors are red, yellow, and blue.
De primaire kleuren zijn rood, geel en blauw.
:
initialfirstearliestoriginalprimitive
1.

voorverkiezing, primaire verkiezing

a preliminary election to appoint delegates to a party conference or to select candidates for a principal election.

:
•
The candidate won the primary by a narrow margin.
De kandidaat won de voorverkiezing met een kleine marge.
•
Voters will head to the polls for the state's primary next month.
Kiezers gaan volgende maand naar de stembus voor de voorverkiezing van de staat.
:
caucuspreliminary electionnominating election
:
primary stressprimary schoolprimary care