plenty
US /ˈplen.t̬i/
UK /ˈplen.t̬i/
1.
genoeg, overvloed
a large or sufficient amount or quantity; more than enough
:
•
We have plenty of time to finish the project.
We hebben genoeg tijd om het project af te maken.
•
There's plenty for everyone.
Er is genoeg voor iedereen.
1.
ruim, voldoende
fully; quite (used to emphasize an adjective or adverb)
:
•
It's plenty warm enough for a swim.
Het is ruim warm genoeg om te zwemmen.
•
Don't worry, I'm plenty capable of handling this.
Maak je geen zorgen, ik ben ruim in staat om dit aan te pakken.