perch

US /pɝːtʃ/
UK /pɝːtʃ/
"perch" picture
1.

zitstok, roest

a thing on which a bird alights or roosts, typically a branch or a horizontal bar in a birdcage

:
The parrot sat on its perch.
De papegaai zat op zijn zitstok.
He installed a new perch in the birdcage.
Hij installeerde een nieuwe zitstok in de vogelkooi.
2.

baars

a freshwater fish of the family Percidae, typically having a deep body and spiny fins

:
We caught a large perch in the lake.
We vingen een grote baars in het meer.
Perch are popular among anglers.
Baarzen zijn populair onder vissers.
1.

neerstrijken, zitten

of a bird) alight or rest on something

:
A robin perched on the fence.
Een roodborstje neerstreek op het hek.
The eagle perched high on the cliff.
De adelaar neerstreek hoog op de klif.
2.

plaatsen, neerzetten

place (something) in a high or precarious position

:
He perched the camera on a stack of books.
Hij plaatste de camera op een stapel boeken.
The village is perched on the edge of a cliff.
Het dorp ligt op de rand van een klif.