off season
US /ˈɔːfˌsiː.zən/
UK /ˈɔːfˌsiː.zən/
1.
buiten het seizoen, laagseizoen
a period of the year when a particular sport or activity is not actively played or practiced
:
•
During the off-season, many athletes focus on strength training.
Tijdens het buiten het seizoen richten veel atleten zich op krachttraining.
•
The resort is much quieter in the off-season.
Het resort is veel rustiger in het buiten het seizoen.
1.
buiten het seizoen, laagseizoen
happening or available during the off-season
:
•
We got a great deal on an off-season cruise.
We kregen een geweldige deal voor een buiten het seizoen cruise.
•
Off-season rates are usually lower.
Buiten het seizoen tarieven zijn meestal lager.