neck

US /nek/
UK /nek/
"neck" picture
1.

nek, hals

the part of a person's or animal's body connecting the head to the rest of the body

:
She wore a beautiful necklace around her neck.
Ze droeg een prachtige ketting om haar nek.
He strained his neck looking up at the tall building.
Hij verrekte zijn nek door naar het hoge gebouw te kijken.
2.

hals, kraag

the part of a garment that fits around the neck

:
The sweater has a high neck.
De trui heeft een hoge hals.
She adjusted the neck of her dress.
Ze verstelde de hals van haar jurk.
1.

zoenen, tongzoenen

to kiss and caress passionately

:
They were necking in the back row of the cinema.
Ze waren aan het zoenen op de achterste rij van de bioscoop.
Young couples often go to the park to neck.
Jonge stellen gaan vaak naar het park om te zoenen.