massage
US /məˈsɑːʒ/
UK /məˈsɑːʒ/
1.
massage
the rubbing and kneading of muscles and joints of the body with the hands, especially to relieve tension or pain
:
•
She gave him a relaxing back massage.
Ze gaf hem een ontspannende rugmassage.
•
A good foot massage can relieve stress.
Een goede voetmassage kan stress verlichten.
1.
masseren
rub and knead (a part of the body) with the hands
:
•
The therapist will massage your sore muscles.
De therapeut zal je pijnlijke spieren masseren.
•
She asked him to massage her shoulders.
Ze vroeg hem haar schouders te masseren.
2.
masseren, manipuleren
manipulate (figures or information) in such a way as to give a misleading impression
:
•
The company was accused of trying to massage the sales figures.
Het bedrijf werd ervan beschuldigd de verkoopcijfers te masseren.
•
He tried to massage the truth to make himself look better.
Hij probeerde de waarheid te masseren om er beter uit te zien.