marked

US /mɑːrkt/
UK /mɑːrkt/
"marked" picture
1.

gemarkeerd, getekend

having a visible mark or sign

:
The package was clearly marked fragile.
Het pakket was duidelijk gemarkeerd als breekbaar.
His face was marked with a scar from an old accident.
Zijn gezicht was getekend met een litteken van een oud ongeluk.
2.

duidelijk, opvallend

clearly noticeable; obvious

:
There was a marked improvement in her health.
Er was een duidelijke verbetering in haar gezondheid.
He showed a marked reluctance to discuss the issue.
Hij toonde een duidelijke terughoudendheid om de kwestie te besprekaen.
1.

gemarkeerd, beoordeeld

past participle of mark

:
He marked the correct answers on the test.
Hij markeerde de juiste antwoorden op de test.
The teacher marked the essays.
De leraar beoordeelde de opstellen.