mannerism
US /ˈmæn.ɚ.ɪ.zəm/
UK /ˈmæn.ɚ.ɪ.zəm/

1.
manierisme, eigenaardigheid, gewoonte
a habitual gesture or way of speaking or behaving; an idiosyncrasy.
:
•
He had a peculiar mannerism of clearing his throat before speaking.
Hij had een eigenaardige manier van doen om zijn keel te schrapen voordat hij sprak.
•
Her nervous mannerisms gave away her anxiety.
Haar nerveuze maniertjes verraadden haar angst.
2.
maniërisme, stijl
a distinctive and often affected or overelaborate style in art, literature, or music.
:
•
The artist's late work showed a shift towards a more abstract mannerism.
Het late werk van de kunstenaar toonde een verschuiving naar een meer abstract maniërisme.
•
The novel was criticized for its excessive mannerism and lack of genuine emotion.
De roman werd bekritiseerd om zijn buitensporige maniërisme en gebrek aan oprechte emotie.