machine
US /məˈʃiːn/
UK /məˈʃiːn/

1.
machine, apparaat
an apparatus using mechanical power and having several parts, each with a definite function and together performing a particular task
:
•
The washing machine broke down.
De wasmachine ging kapot.
•
He operates a complex industrial machine.
Hij bedient een complexe industriële machine.
1.
machinaal bewerken, bewerken
make or operate with a machine
:
•
The parts are machined to a high tolerance.
De onderdelen worden met een hoge tolerantie machinaal bewerkt.
•
He machined the metal into a precise shape.
Hij bewerkte het metaal tot een precieze vorm.