liquor
US /ˈlɪk.ɚ/
UK /ˈlɪk.ɚ/
1.
drank, alcohol
alcoholic drinks, especially distilled spirits
:
•
He prefers hard liquor over beer or wine.
Hij verkiest sterke drank boven bier of wijn.
•
The store sells a wide variety of liquor.
De winkel verkoopt een breed assortiment aan drank.
2.
kookvocht, bouillon
a liquid in which something has been steeped or cooked
:
•
The chef used the cooking liquor to make a rich sauce.
De chef gebruikte het kookvocht om een rijke saus te maken.
•
After boiling, drain the vegetables but save the liquor.
Giet na het koken de groenten af, maar bewaar het kookvocht.