late

US /leɪt/
UK /leɪt/
"late" picture
1.

laat, te laat

happening, arriving, or done after the expected, arranged, or usual time

:
She was late for her appointment.
Ze was te laat voor haar afspraak.
The train was running late.
De trein reed te laat.
2.

laat, eind-

occurring or situated near the end of a period of time or a series

:
It was late in the evening when they arrived.
Het was laat in de avond toen ze aankwamen.
We're in the late stages of the project.
We zijn in de late stadia van het project.
3.

wijlen, overleden

recently deceased

:
Her late husband was a kind man.
Haar wijlen echtgenoot was een aardige man.
We honored the memory of our late president.
We eerden de nagedachtenis van onze wijlen president.
1.

laat, te laat

after the usual or expected time

:
He arrived late for dinner.
Hij kwam laat aan voor het avondeten.
Don't stay out too late.
Blijf niet te laat buiten.
2.

laat, tot laat

near the end of a period of time or a series

:
They started working late in the afternoon.
Ze begonnen laat in de middag te werken.
The band played late into the night.
De band speelde tot laat in de nacht.