knock together
US /nɑːk təˈɡeð.ər/
UK /nɑːk təˈɡeð.ər/

1.
in elkaar flansen, snel maken
to make or build something quickly and roughly
:
•
We need to knock together a quick meal before the guests arrive.
We moeten snel een maaltijd in elkaar flansen voordat de gasten komen.
•
He managed to knock together a makeshift shelter from branches and leaves.
Hij slaagde erin om een geïmproviseerde schuilplaats in elkaar te knutselen van takken en bladeren.