justify

US /ˈdʒʌs.tə.faɪ/
UK /ˈdʒʌs.tə.faɪ/
"justify" picture
1.

rechtvaardigen, verantwoorden

show or prove to be right or reasonable

:
The end does not always justify the means.
Het doel heiligt niet altijd de middelen.
He tried to justify his actions by explaining the circumstances.
Hij probeerde zijn daden te rechtvaardigen door de omstandigheden uit te leggen.
2.

rechtvaardigen, verantwoorden

be a good reason for (something)

:
Nothing can justify such cruelty.
Niets kan zulke wreedheid rechtvaardigen.
His long hours at work were justified by the promotion he received.
Zijn lange werkuren werden gerechtvaardigd door de promotie die hij kreeg.