invoice
US /ˈɪn.vɔɪs/
UK /ˈɪn.vɔɪs/
1.
factuur
a list of goods sent or services provided, with a statement of the sum due for these; a bill.
:
•
Please send me an invoice for the services rendered.
Stuur me alstublieft een factuur voor de geleverde diensten.
•
The company issued an invoice for the software license.
Het bedrijf heeft een factuur uitgeschreven voor de softwarelicentie.
1.
factureren
send an invoice to (someone) for (something).
:
•
We will invoice you for the full amount next month.
Wij zullen u volgende maand het volledige bedrag factureren.
•
The supplier agreed to invoice us after delivery.
De leverancier stemde ermee in om ons na levering te factureren.