intransigence
US /ɪnˈtræn.sə.dʒəns/
UK /ɪnˈtræn.sə.dʒəns/

1.
onverzettelijkheid, intransigentie
refusal to change one's views or to agree about something
:
•
The government's intransigence on the issue led to a prolonged strike.
De onverzettelijkheid van de regering over de kwestie leidde tot een langdurige staking.
•
Her intransigence made negotiations very difficult.
Haar onverzettelijkheid maakte de onderhandelingen erg moeilijk.