inflexibility
US /ɪnˌflek.səˈbɪl.ə.t̬i/
UK /ɪnˌflek.səˈbɪl.ə.t̬i/
1.
onbuigzaamheid, inflexibiliteit, starheid
the quality of being unwilling to change or compromise
:
•
His inflexibility on the terms of the contract led to a stalemate.
Zijn onbuigzaamheid over de voorwaarden van het contract leidde tot een patstelling.
•
The company's inflexibility in adapting to new market trends resulted in significant losses.
De onbuigzaamheid van het bedrijf bij het aanpassen aan nieuwe markttrends resulteerde in aanzienlijke verliezen.
2.
onbuigzaamheid, stijfheid
the inability to be bent or changed in shape
:
•
The inflexibility of the metal made it difficult to mold.
De onbuigzaamheid van het metaal maakte het moeilijk te vormen.
•
The material's inflexibility means it cannot be used for curved surfaces.
De onbuigzaamheid van het materiaal betekent dat het niet kan worden gebruikt voor gebogen oppervlakken.