intended

US /ɪnˈten.dɪd/
UK /ɪnˈten.dɪd/
"intended" picture
1.

bedoeld, gepland

planned or meant

:
•
The intended purpose of the meeting was to discuss the budget.
Het bedoelde doel van de vergadering was om de begroting te bespreken.
•
This gift is intended for your sister.
Dit cadeau is bedoeld voor je zus.
:
planneddesignedmeantdeliberatepurposeful
1.

aanstaande, verloofde

the person one intends to marry

:
•
She introduced her intended to her parents.
Ze stelde haar aanstaande voor aan haar ouders.
•
He sent a letter to his intended, who was living abroad.
Hij stuurde een brief naar zijn aanstaande, die in het buitenland woonde.
:
fiancéfiancéebetrothed
1.

bedoeld, voorgenomen

past participle of intend

:
•
He had intended to finish the report by Friday.
Hij had bedoeld om het rapport voor vrijdag af te maken.
•
The message was intended for you.
Het bericht was bedoeld voor jou.
:
intend