insulated
US /ˈɪn.sə.leɪ.tɪd/
UK /ˈɪn.sə.leɪ.tɪd/
1.
geïsoleerd
protected from heat, cold, or noise by a material that prevents or reduces the passage of energy
:
•
The house has well-insulated walls to keep it warm in winter.
Het huis heeft goed geïsoleerde muren om het warm te houden in de winter.
•
Always wear insulated gloves when working with electricity.
Draag altijd geïsoleerde handschoenen bij het werken met elektriciteit.
2.
afgeschermd, geïsoleerd
separated or protected from something, especially from unpleasant influences or realities
:
•
The wealthy live in an insulated bubble, unaware of the struggles of others.
De rijken leven in een geïsoleerde bubbel, onbewust van de strijd van anderen.
•
His position as CEO kept him somewhat insulated from the daily complaints of employees.
Zijn positie als CEO hield hem enigszins afgeschermd van de dagelijkse klachten van werknemers.
1.
isoleren
past tense and past participle of insulate
:
•
They insulated the attic to save on heating costs.
Ze isoleerden de zolder om op verwarmingskosten te besparen.
•
The wires were properly insulated to prevent electric shock.
De draden waren correct geïsoleerd om elektrische schokken te voorkomen.