ingenuous
US /ɪnˈdʒen.ju.əs/
UK /ɪnˈdʒen.ju.əs/

1.
naïef, ongekunsteld, openhartig
innocent and unsuspecting
:
•
Her ingenuous smile charmed everyone in the room.
Haar naïeve glimlach charmeerde iedereen in de kamer.
•
He was too ingenuous to suspect their true intentions.
Hij was te naïef om hun ware bedoelingen te vermoeden.