induce

US /ɪnˈduːs/
UK /ɪnˈduːs/
"induce" picture
1.

overtuigen, aanzetten

succeed in persuading or influencing (someone) to do something

:
The doctor tried to induce the patient to take the medication.
De dokter probeerde de patiënt te overtuigen de medicatie in te nemen.
Nothing could induce me to betray my friends.
Niets kon me overhalen mijn vrienden te verraden.
2.

teweegbrengen, veroorzaken

bring about or give rise to

:
The drug is known to induce sleep.
Het is bekend dat het medicijn slaap opwekt.
A fall in prices would induce an increase in demand.
Een prijsdaling zou een toename van de vraag teweegbrengen.