Betekenis van het woord household in het Nederlands

Wat betekent household in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

household

US /ˈhaʊs.hoʊld/
UK /ˈhaʊs.hoʊld/
"household" picture

Zelfstandig Naamwoord

1.

huishouden

a house and its occupants regarded as a unit

Voorbeeld:
The average household in this area has 3.5 people.
Het gemiddelde huishouden in dit gebied telt 3,5 personen.
Many households are struggling with rising energy costs.
Veel huishoudens worstelen met stijgende energiekosten.

Bijvoeglijk Naamwoord

1.

huishoudelijk

relating to a house or home and the people living in it

Voorbeeld:
She manages all the household chores.
Zij beheert alle huishoudelijke taken.
We need to buy some household items.
We moeten wat huishoudelijke artikelen kopen.
Leer dit woord op Lingoland