hit the roof

US /hɪt ðə ruːf/
UK /hɪt ðə ruːf/
"hit the roof" picture
1.

woedend worden, uit zijn dak gaan, door het lint gaan

to become very angry

:
When he found out about the broken window, he really hit the roof.
Toen hij erachter kwam van het gebroken raam, werd hij woedend.
My mom will hit the roof if I don't clean my room.
Mijn moeder zal woedend worden als ik mijn kamer niet opruim.