hear

US /hɪr/
UK /hɪr/
"hear" picture
1.

horen

perceive with the ear the sound made by (someone or something)

:
I can hear the music playing downstairs.
Ik kan de muziek beneden horen spelen.
Did you hear what I said?
Heb je gehoord wat ik zei?
2.

horen, vernieuwingen ontvangen

be told or informed of

:
I was sorry to hear about your loss.
Het spijt me te horen van je verlies.
We haven't heard from him in weeks.
We hebben al weken niets van hem gehoord.