go over
US /ɡoʊ ˈoʊvər/
UK /ɡoʊ ˈoʊvər/
1.
doornemen, nakijken
to examine or check something carefully
:
•
Let's go over the details one more time.
Laten we de details nog een keer doornemen.
•
The teacher asked us to go over our essays for errors.
De leraar vroeg ons om onze essays op fouten na te kijken.
2.
aanslaan, vallen
to be received or accepted in a particular way
:
•
His new proposal didn't go over well with the board.
Zijn nieuwe voorstel viel niet goed bij het bestuur.
•
The joke didn't go over very well.
De grap viel niet erg goed.
3.
overstappen, overgaan
to change from one side or party to another
:
•
Many voters decided to go over to the opposing party.
Veel kiezers besloten over te stappen naar de oppositiepartij.
•
He went over to the other side of the argument.
Hij stapte over naar de andere kant van het argument.