fluidity
US /fluˈɪd.ə.t̬i/
UK /fluˈɪd.ə.t̬i/
1.
vloeibaarheid, vloeiendheid
the quality of being fluid; the ability of a substance to flow easily
:
•
The fluidity of water allows it to fill any container.
De vloeibaarheid van water stelt het in staat elke container te vullen.
•
The high fluidity of the lava made it spread quickly.
De hoge vloeibaarheid van de lava zorgde ervoor dat het zich snel verspreidde.
2.
vloeiendheid, soepelheid
the quality of being smooth and continuous
:
•
The dancer's movements had a beautiful fluidity.
De bewegingen van de danser hadden een prachtige vloeiendheid.
•
The conversation had a natural fluidity, moving from one topic to another effortlessly.
Het gesprek had een natuurlijke vloeiendheid, moeiteloos van het ene onderwerp naar het andere bewegend.