fertilize
US /ˈfɝː.t̬əl.aɪz/
UK /ˈfɝː.t̬əl.aɪz/
1.
bemesten, bevruchten
to make (soil or land) more fertile or productive by adding nutrients to it
:
•
Farmers fertilize their fields to ensure a good harvest.
Boeren bemesten hun velden om een goede oogst te garanderen.
•
You should fertilize your lawn in the spring.
Je moet je gazon in het voorjaar bemesten.
2.
bevruchten, bestuiven
(of a male animal or plant) to unite with (a female gamete or flower) to initiate the development of a new individual
:
•
The male bee helps to fertilize the flower.
De mannelijke bij helpt de bloem te bevruchten.
•
In vitro fertilization is a process used to fertilize an egg outside the body.
In-vitrofertilisatie is een proces dat wordt gebruikt om een eicel buiten het lichaam te bevruchten.