father
US /ˈfɑː.ðɚ/
UK /ˈfɑː.ðɚ/

1.
2.
3.
grondlegger, stichter
the originator or founder of something
:
•
He is considered the father of modern physics.
Hij wordt beschouwd als de vader van de moderne natuurkunde.
•
The city's founding fathers established its first laws.
De stichtende vaders van de stad stelden de eerste wetten vast.
1.
2.
oprichten, bedenken
to originate or establish (something)
:
•
He fathered the idea of a universal basic income.
Hij bedacht het idee van een universeel basisinkomen.
•
The movement was fathered by a group of young activists.
De beweging werd opgericht door een groep jonge activisten.