fall for
US /fɑːl fɔːr/
UK /fɑːl fɔːr/

1.
erin trappen, voor de gek gehouden worden
to be deceived or tricked by someone or something
:
•
Don't fall for his lies; he's always trying to trick people.
Laat je niet bedriegen door zijn leugens; hij probeert altijd mensen te misleiden.
•
It was an obvious prank, but he still fell for it.
Het was een duidelijke grap, maar hij trapte er toch in.
2.
verliefd worden op, charme van iets niet kunnen weerstaan
to fall in love with someone
:
•
He didn't want to fall for her, but her charm was irresistible.
Hij wilde niet verliefd worden op haar, maar haar charme was onweerstaanbaar.
•
Many tourists fall for the beauty of this city.
Veel toeristen vallen voor de schoonheid van deze stad.