expatriate
US /ekˈspeɪ.tri.ət/
UK /ekˈspeɪ.tri.ət/

1.
expat, uitgewekene
a person who lives outside their native country
:
•
Many expatriates choose to retire in warmer climates.
Veel expats kiezen ervoor om met pensioen te gaan in warmere klimaten.
•
The company offers support services for its expatriate employees.
Het bedrijf biedt ondersteunende diensten aan voor zijn expats.
1.
verbannen, uitwijken
to send (a person or oneself) into exile
:
•
He was expatriated for his political views.
Hij werd verbannen vanwege zijn politieke opvattingen.
•
Many artists expatriated themselves during the war.
Veel kunstenaars verbanen zichzelf tijdens de oorlog.
1.
uitgeweken, verbannen
living in a foreign country
:
•
She enjoys her expatriate life in Paris.
Ze geniet van haar uitgeweken leven in Parijs.
•
The expatriate community organized a cultural festival.
De uitgeweken gemeenschap organiseerde een cultureel festival.