echo

US /ˈek.oʊ/
UK /ˈek.oʊ/
"echo" picture
1.

echo

a sound or series of sounds caused by the reflection of sound waves from a surface back to the listener

:
The cave produced a clear echo.
De grot produceerde een duidelijke echo.
We heard the echo of our voices in the canyon.
We hoorden de echo van onze stemmen in de kloof.
2.

echo, weerspiegeling

a close parallel or repetition of an idea, feeling, style, or event

:
His speech contained an echo of earlier political rhetoric.
Zijn toespraak bevatte een echo van eerdere politieke retoriek.
The new policy is an echo of past failures.
Het nieuwe beleid is een echo van eerdere mislukkingen.
1.

echoën, galmen

to reflect (a sound) or be reflected back

:
The sound of his voice echoed through the empty hall.
Het geluid van zijn stem galmde door de lege hal.
The mountains echoed with the cries of the birds.
De bergen galmden van de kreten van de vogels.
2.

weerspiegelen, herhalen

to repeat or reflect (an idea or feeling)

:
Her words echoed his own thoughts.
Haar woorden weerspiegelden zijn eigen gedachten.
The sentiment was echoed by many others.
Het sentiment werd door vele anderen gedeeld.