drifting

US /ˈdrɪf.t̬ɪŋ/
UK /ˈdrɪf.t̬ɪŋ/
"drifting" picture
1.

drijven, ophoping

the process or state of being carried slowly by a current of air or water

:
•
The boat was drifting aimlessly in the open sea.
De boot was stuurloos aan het drijven op open zee.
•
Snow was drifting against the fence.
Sneeuw hoopte zich op tegen het hek.
:
floatingglidingmeanderingwanderingstraying
2.

rondzwerven, afglijden

moving slowly and aimlessly from one place or activity to another

:
•
He spent years drifting from job to job.
Hij bracht jaren door met rondzwerven van baan naar baan.
•
Their conversation was drifting towards politics.
Hun gesprek was aan het afglijden naar politiek.
:
wanderingroamingstrayingveeringshifting
1.

duin, ophoping

a large mass of snow or sand piled up by the wind

:
•
The road was blocked by a huge snow drifting.
De weg was geblokkeerd door een enorme sneeuwduin.
•
We saw several sand driftings in the desert.
We zagen verschillende zandduinen in de woestijn.
:
pileheapmoundbankdune
:
driftdrift apartcatch someone's drift