dot

US /dɑːt/
UK /dɑːt/
"dot" picture
1.

stip, punt

a small spot or mark

:
•
There's a small red dot on the map indicating our location.
Er is een kleine rode stip op de kaart die onze locatie aangeeft.
•
She signed her name with a flourish and added a tiny dot above the 'i'.
Ze zette haar handtekening met een zwier en voegde een klein puntje boven de 'i' toe.
:
spotmarkspeckfleckdab
2.

punt

a period used at the end of a sentence or abbreviation

:
•
Remember to put a dot at the end of each sentence.
Vergeet niet een punt aan het einde van elke zin te zetten.
•
The abbreviation for 'doctor' is 'Dr.'.
De afkorting voor 'dokter' is 'Dr.'.
:
periodfull stop
1.

stippen, aanstippen

mark with a dot or dots

:
•
The artist carefully dotted the canvas with tiny specks of paint.
De kunstenaar stipte het doek zorgvuldig aan met kleine verfspatjes.
•
The path was dotted with wildflowers.
Het pad was bezaaid met wilde bloemen.
:
markspotspeckleflecksprinkle
:
dottedon the dotdot-compolka-dottedpolka dotsign on the dotted linedot the i's and cross the t's