contemporary
US /kənˈtem.pə.rer.i/
UK /kənˈtem.pə.rer.i/
1.
hedendaags, gelijktijdig
existing, occurring, or living at the same time
:
•
The artist's work is often compared to that of his contemporary peers.
Het werk van de kunstenaar wordt vaak vergeleken met dat van zijn hedendaagse collega's.
•
Shakespeare was a contemporary of Queen Elizabeth I.
Shakespeare was een tijdgenoot van koningin Elizabeth I.
2.
hedendaags, modern
belonging to or occurring in the present
:
•
The museum features a collection of contemporary art.
Het museum toont een collectie hedendaagse kunst.
•
She prefers contemporary music over classical.
Ze geeft de voorkeur aan hedendaagse muziek boven klassiek.
1.
tijdgenoot, gelijktijdige
a person living at the same time as another
:
•
He was a contemporary of the great philosopher.
Hij was een tijdgenoot van de grote filosoof.
•
Many of his contemporaries admired his innovative approach.
Veel van zijn tijdgenoten bewonderden zijn innovatieve aanpak.