cross-check
US /ˌkrɔsˈtʃek/
UK /ˌkrɔsˈtʃek/
1.
kruischecken, controleren
verify (something) by using an alternative source or method
:
•
Always cross-check your facts before publishing.
Controleer altijd je feiten voordat je publiceert.
•
We need to cross-check the data with the original source.
We moeten de gegevens kruischecken met de originele bron.
1.
kruiscontrole, tegencontrole
a check or verification made against an alternative source or method
:
•
The auditor performed a thorough cross-check of all financial records.
De accountant voerde een grondige kruiscontrole uit van alle financiële gegevens.
•
A quick cross-check revealed the discrepancy.
Een snelle kruiscontrole onthulde de discrepantie.