corporate
US /ˈkɔːr.pɚ.ət/
UK /ˈkɔːr.pɚ.ət/
1.
bedrijfs-, zakelijk
relating to a large company or group
:
•
The company announced a new corporate strategy.
Het bedrijf kondigde een nieuwe bedrijfsstrategie aan.
•
He works in corporate finance.
Hij werkt in bedrijfsfinanciering.
2.
bedrijfs-, vennootschaps-
of or belonging to a corporation
:
•
The building is corporate property.
Het gebouw is bedrijfseigendom.
•
They adhere to strict corporate guidelines.
Ze houden zich aan strikte bedrijfsrichtlijnen.
3.
vennootschapsrechtelijk, juridisch
of or relating to a corporation as a legal entity
:
•
The new law affects corporate liability.
De nieuwe wet beïnvloedt de bedrijfsaansprakelijkheid.
•
They discussed corporate governance.
Ze bespraken corporate governance.