commercial
US /kəˈmɝː.ʃəl/
UK /kəˈmɝː.ʃəl/
1.
commercieel, handels-
concerned with or engaged in commerce
:
•
The city is a major commercial center.
De stad is een belangrijk commercieel centrum.
•
They are developing a new commercial product.
Ze ontwikkelen een nieuw commercieel product.
2.
commercieel, winstgevend
making or intended to make a profit
:
•
The film was a huge commercial success.
De film was een enorm commercieel succes.
•
Their main goal is commercial gain.
Hun hoofddoel is commerciële winst.
1.
reclamespot, commercial
an advertisement on television or radio
:
•
The show was interrupted by a commercial.
De show werd onderbroken door een reclamespot.
•
I hate watching long commercials during movies.
Ik haat het om lange reclames te kijken tijdens films.