cool down
US /kuːl daʊn/
UK /kuːl daʊn/
1.
afkoelen
to become less hot, or to make something less hot
:
•
Let the soup cool down before you eat it.
Laat de soep afkoelen voordat je hem eet.
•
The engine needs to cool down after a long drive.
De motor moet afkoelen na een lange rit.
2.
kalmeren, tot rust komen
to become calmer or less excited
:
•
You need to cool down and think rationally.
Je moet kalmeren en rationeel denken.
•
After the argument, they both needed time to cool down.
Na de ruzie hadden ze allebei tijd nodig om af te koelen.