contention
US /kənˈten.tʃən/
UK /kənˈten.tʃən/

1.
onenigheid, geschil, twist
heated disagreement
:
•
The main point of contention was the budget allocation.
Het belangrijkste punt van onenigheid was de begrotingstoewijzing.
•
Their long-standing contention over property rights finally went to court.
Hun langdurige ruzie over eigendomsrechten ging uiteindelijk naar de rechtbank.
2.
bewering, stelling, argument
an assertion, especially one maintained in argument
:
•
It was his contention that the new policy would harm small businesses.
Het was zijn bewering dat het nieuwe beleid kleine bedrijven zou schaden.
•
The lawyer presented his contention to the jury.
De advocaat presenteerde zijn bewering aan de jury.