colour

US /ˈkʌl.ɚ/
UK /ˈkʌl.ɚ/
"colour" picture
1.

kleur

the property possessed by an object of producing different sensations on the eye as a result of the way it reflects or emits light

:
•
Red is my favorite colour.
Rood is mijn favoriete kleur.
•
The artist used bright colours in her painting.
De kunstenaar gebruikte felle kleuren in haar schilderij.
:
hueshadetinttone
2.

pigment, verf

pigment or paint

:
•
She added some red colour to the mixture.
Ze voegde wat rode kleur toe aan het mengsel.
•
The walls need a fresh coat of colour.
De muren hebben een nieuwe laag verf nodig.
:
dyepaintpigment
1.

kleuren, verven

to add colour to something

:
•
She decided to colour her hair blonde.
Ze besloot haar haar blond te kleuren.
•
The children love to colour in their drawing books.
De kinderen vinden het heerlijk om in hun tekenboeken te kleuren.
:
dyepainttint
:
colouredcolourfulsee the colour of someone's money