charity
US /ˈtʃer.ə.t̬i/
UK /ˈtʃer.ə.t̬i/

1.
liefdadigheid, goede doelen
the voluntary giving of help, typically in the form of money, to those in need
:
•
He donated a large sum to charity.
Hij doneerde een groot bedrag aan liefdadigheid.
•
Many people rely on charity for basic necessities.
Veel mensen zijn afhankelijk van liefdadigheid voor basisbehoeften.
2.
liefdadigheidsinstelling, goede doelen organisatie
an organization set up to provide help and raise money for those in need
:
•
She works for a local charity that helps homeless people.
Ze werkt voor een lokale liefdadigheidsinstelling die daklozen helpt.
•
The event raised a lot of money for various charities.
Het evenement heeft veel geld opgehaald voor verschillende liefdadigheidsinstellingen.