bosom

US /ˈbʊz.əm/
UK /ˈbʊz.əm/
"bosom" picture
1.

boezem, borst

a woman's chest or breasts

:
She held the baby close to her bosom.
Ze hield de baby dicht tegen haar boezem.
The dress had a low-cut bosom.
De jurk had een laag uitgesneden boezem.
2.

hart, innerlijk, boezem

the emotional center of a person; one's heart or innermost feelings

:
He kept his worries hidden deep within his bosom.
Hij hield zijn zorgen diep in zijn boezem verborgen.
She poured out her feelings into the bosom of her friend.
Ze stortte haar gevoelens uit in de boezem van haar vriendin.