bible
US /ˈbaɪ.bəl/
UK /ˈbaɪ.bəl/
1.
Bijbel
the Christian scriptures, consisting of the Old and New Testaments
:
•
She reads a chapter from the Bible every night.
Ze leest elke avond een hoofdstuk uit de Bijbel.
•
The sermon was based on a passage from the Bible.
De preek was gebaseerd op een passage uit de Bijbel.
2.
bijbel, standaardwerk
a book regarded as authoritative in a particular field or on a particular subject
:
•
This cookbook is the bible for Italian cuisine.
Dit kookboek is de bijbel voor de Italiaanse keuken.
•
His textbook on physics is considered the bible in the field.
Zijn natuurkundeboek wordt beschouwd als de bijbel in het vakgebied.