bead

US /biːd/
UK /biːd/
"bead" picture
1.

kraal, parel

a small, often round piece of material, such as glass, plastic, or wood, that is pierced for stringing or threading

:
•
She wore a necklace made of colorful beads.
Ze droeg een ketting gemaakt van kleurrijke kralen.
•
The dress was intricately embroidered with tiny glass beads.
De jurk was ingewikkeld geborduurd met kleine glazen kralen.
:
pearldropglobulepelletdot
2.

druppel, parel

a drop of a liquid on a surface

:
•
Sweat beads formed on his forehead.
Zweetdruppels vormden zich op zijn voorhoofd.
•
Rain beads clung to the windowpane.
Regendruppels kleefden aan het raam.
:
dropdropletglobulepearl
1.

parelen, druppelen

to form into small drops on a surface

:
•
Water beaded on the freshly waxed car.
Water parelde op de vers gewaxte auto.
•
Sweat beaded on his brow as he worked.
Zweet parelde op zijn voorhoofd terwijl hij werkte.
:
dripform dropsglistenglisten withsweat
:
beading