backcloth
US /ˈbæk.klɔθ/
UK /ˈbæk.klɔθ/

1.
achterdoek, decorstuk
a painted cloth hung at the back of a theater stage as part of the scenery
:
•
The artist designed a beautiful backcloth for the play.
De kunstenaar ontwierp een prachtig achterdoek voor het toneelstuk.
•
The old theater still uses hand-painted backcloths.
Het oude theater gebruikt nog steeds handgeschilderde achterdoeken.
2.
achtergrond, context
the background to an event or situation
:
•
The economic crisis formed the backcloth to the political unrest.
De economische crisis vormde het achterdoek voor de politieke onrust.
•
Against a backcloth of ancient ruins, the modern city thrived.
Tegen een achterdoek van oude ruïnes bloeide de moderne stad op.