back

US /bæk/
UK /bæk/
"back" picture
1.

rug

the rear surface of the human body from the shoulders to the hips

:
•
He lay on his back, looking up at the stars.
Hij lag op zijn rug, naar de sterren kijkend.
•
She carried the heavy bag on her back.
Ze droeg de zware tas op haar rug.
:
dorsumrear
:
front
2.

achterkant, rug

the part or side of something that is opposite the front

:
•
Write your name on the back of the paper.
Schrijf je naam op de achterkant van het papier.
•
The house has a garden at the back.
Het huis heeft een tuin aan de achterkant.
:
rearreverse
:
front
1.

terug, achteruit

in the opposite direction to the one that someone or something is facing or traveling

:
•
He looked back at the house.
Hij keek terug naar het huis.
•
She walked back to her car.
Ze liep terug naar haar auto.
:
backwardrearward
:
forward
2.

terug

to or at the place where someone or something was before

:
•
I'll be back in an hour.
Ik ben terug over een uur.
•
Put the book back on the shelf.
Zet het boek terug op de plank.
:
againreturn
:
forth
3.

terug, vroeger

in or into the past

:
•
Looking back, I realize my mistake.
Terugkijkend, realiseer ik me mijn fout.
•
That was way back in the 1990s.
Dat was al terug in de jaren 90.
:
agoearlier
:
forward
1.

achterste

situated at the back

:
•
The back door was open.
De achterdeur stond open.
•
He sat in the back row.
Hij zat op de achterste rij.
:
rearhind
:
front
1.

achteruitgaan, steunen

move backward

:
•
The car backed into the parking space.
De auto reed achteruit de parkeerplaats in.
•
He backed away from the angry dog.
Hij deinsde terug van de boze hond.
:
retreatwithdraw
:
advanceforward
2.

steunen, ondersteunen

give financial, material, or moral support to

:
•
The community backed the new proposal.
De gemeenschap steunde het nieuwe voorstel.
•
We need to back our team with full enthusiasm.
We moeten ons team met vol enthousiasme steunen.
:
supportendorse
:
opposeundermine
:
backingtake backcentre backget backback doorback upgo back on